Quantcast
Channel: MudSweatTrails - Nieuws
Viewing all articles
Browse latest Browse all 431

Ritmesecties en trailtapdansen: TGC Advanced 2015

$
0
0

Op het moment dat ik hem passeer begint hij weer te rennen. Samen rennen we een aantal kilometers over de paden hoog in de bergen van Gran Canaria. Sinds we kort na elkaar de ravito op 51 kilometer verlieten passeerden we elkaar een aantal keren. Carlos, neemt deel aan de 125 km en is dus al bijna een etmaal onderweg. Hij spreekt geen Engels. Ik spreek geen Spaans. Het doet niet ter zake. Net als in de muziek hoef je elkaar niet te verstaan om te begrijpen wat de bedoeling is.
De laatste serieuze klim was niet eens zo steil maar wel lang. In elkaars spoor speedhikend naar boven. Eenmaal boven konden we weer rennen. Regelmatig wisselden we van positie en volgden we elkaar. Als een perfect op elkaar ingespeelde ritmesectie tikten we samen het ritme van de passen weg.
Bij de afdaling die volgde, een paar kilometer verder was het liedje afgelopen. Ik vertraagde, hij rende door. Carlos keek nog om waar ik bleef. Ik gebaarde dat hij maar door moest spelen. Eehmm, rennen.

Zo'n 16 uur eerder, om drie uur 's nachts liep ik naar de keuken van het complex waar we verbleven om het afgesproken ontbijt te halen. Veel stelt het niet voor. Een paar witte boterhammen met ham en een kop koffie. Ik steek nog een banaan weg en loop terug naar onze bungalow om mijn speelpakje aan te trekken.
De drop-off bag hadden we de dag ervoor al afgegeven bij de organisatie. Een schoon setje kleren, tweede paar schoenen, reservevoer.

Om een uur of vier loop ik in tien minuten naar de Meloneras Expo. Daarvandaan vertrekken de bussen die de lopers van de Trans Gran Canaria Advanced race van zo'n 85 km naar Fontanales brengen. Een goede 5 kwartier rijden. Als je zo lang over een snelweg rijd is het bijna idioot je voor te stellen dat we straks datzelfde stuk terug gaan rennen. En dan door de bergen. Bij elkaar bijna 5 km stijgen en dalen. Over een zeer ruig en regelmatig zeer technisch terrein.

Er zijn meerdere Nederlandse deelnemers die gaan starten vandaag. Met een aantal ervan, Irene, Susan en Jeroen wacht ik tot het tijd word om naar het startvak te gaan. Gezien hun capaciteiten kiezen zij hun plek een stuk dichter bij het lint dan ik.
Na het verplichte aftellen hobbelt de hele meute direct een heuvel op midden in het dorp Fontanales. Ik vind het best en begin direct na de bebouwde kom te snelwandelen. Het vroege tijdstip, gebrek aan warming-up en mijn voornemen om mijn krachten gelijkelijk over de dag te verdelen zijn voldoende reden.
De eerste kilometers is het nog wat filelopen. Op de singletracks kun je nu eenmaal niet naast elkaar lopen. En dat er dan toch van die figuren zijn die proberen om in de achterhoede een paar man in te halen via de berm. Tjeezis, ze moeten nog 83 km.

Twee dagen later. Het stof is opgetrokken. Het parcours is opgeruimd. De Meloneras Expo staat er weer helemaal alleen saai te wezen. De lopers, elite en de rest, zijn voor het grootste deel weer vertrokken. Langs de boulevard zie je tussen lelijk wit, getatoeerd bruin, aangebakken rood en/of veel te veel goud af en toe nog iemand met een oranje TGC shirt. Of, iets minder opzichtig maar genoeg voor de kenners, het polsbandje. Een blik van verstandhouding, een knikje. De code, wij kennen hem.

Na zo'n twee uur op weg zie ik dat ik ruim 10 km heb afgelegd. Wandeltempo. Tja, 4:30/km loop je maar op een marathon. Niet in de bergen. Er was ook al flink wat geklommen. Bij de ravito op 7,5 km drink ik wat en prop een paar stukken banaan weg. Ik voel me goed. We gaan grenzen verleggen vandaag!
De afdaling naar Teror gaat vrij vlot. Ik passeer de Vlaamse loper met wie we een paar dagen eerder nog een pintje dronken. Hij wandelt stevig door naar beneden. 'Amaai, ik heb nog 20 uur de tijd, toch?' Ik overweeg om bij hem aan te haken gezien zijn ervaring. Om dan snel te besluiten mijn eigen race te lopen. Ik groet 'm en maak tempo. Niet te langzaam maar zeker niet te snel. De dag is nog lang.

Een dag na de race protesteren de bovenbenen hardop als we de trap van het hotel aflopen.
Een taxi naar de boulevard want er moet gegeten worden. Honger! Het restaurant dat we kiezen serveert een eersteklas stukske vlees. Als Claudette vraagt waar het toilet is zegt de ober: 'beneden, mevrouw.' Ok, zegt ze, dan wacht ik wel even. De trap af lopen proberen we voorlopig even te vermijden. Het doet gewoon pijn. Lekkere pijn, dat dan weer wel. 50 Shades of Trail...

In Teror aangekomen besluit ik om bij de ravito mijn voeten te verzorgen. Aan een kant ontwikkeld zich een blaar. Daar heb ik tijdens de lange trainingen nooit last van gehad. En nu dus wel. Gelukkig had ik blarenpleisters in mijn picknickmandje. Als ik mijn sok uittrek ziet mijn hiel er al uit als biefstuk tartare. Dat is minder. Nou ja, zorgvuldig schoonmaken en afplakken die zooi. En door!
De eerste serieuze klim dient zich aan. Vrijwel continu stijgen. In het dorp over asfalt maar al snel weer via de smalle paadjes door de begroeiing. Rotsen van verschillend formaat. Cactussen waar je u tegen zegt. Daar moet je niet tegenaan lopen. Ik stel me voor hoe de snellere lopers hier een full speed tempo lopen. Laten we zeggen dat je toch wel moet beschikken over een zekere mate van roekeloosheid en/of doodsverachting. Dit was echter nog niets vergeleken bij wat komen ging.

Donderdag voor de race. Als we bij de Expo komen om ons startbewijs op te halen, lopen we Irene Kinnegim en haar zus Petra tegen het lijf. Petra zal op de 32 km starten terwijl Irene door de ITRA getipt word als kanshebber op de Advanced race.
Het beursgedeelte is niet groot maar er is voldoende te zien. Vooral de folders met exotische, ons (nog) onbekende trails gaan mee naar huis. Voor de rest hebben we eigenlijk alles al.
Ik twijfel of ik nog een pak geld neer zal tellen voor een kekke racezonnebril met ventilatiegaten, reflectieglazen en turbo injectie. Maar ik ben veel te nieuwsgierig hoeveel loopjes ik kan doen met mijn Decathlon brilletje van 5 euro. In een vloek en een zucht hebben we ons startnummer en de bijbehorende tas met meuk. Gretig graai ik erin om te kijken waar ik wat aan heb. Ik slaak een zucht als ik de TGC buff ontwaar. Daar zal de buurman nog eens van opkijken. Wedden dat hij volgend jaar ook naar Gran Canaria komt?

Zo'n vier uur ben ik onderweg als ik de verzorging in Talayon op 20 km binnenkom. De gemiddelde snelheid blijft in ieder geval constant. Mooi. Dan weet ik bij benadering hoe lang dit feestje gaat duren. Maar niet te vroeg juichen. Eerst maar eens zorgen dat we fris op de helft aankomen. Dan begint het pas.
Sinaasappel, banaan, cola, drinkzak vullen,.... Verdulleme! Dit is de laatste keer dat ik met zo'n ding een race loop. Eenmaal vol krijg je hem moeilijk terug in de backpack. Binnenkort toch maar eens naar die frontflessen kijken. Maar daar heb ik nu niets aan. Ik doe wat nodig is en ga weer op pad.
Nog een uurtje naar de top, schat ik. Het klimmen gaat me goed af. Het afgelopen jaar heb ik daar enorm op getraind. Ik herinner me de Mont Blanc Marathon en de Eiger Ultratrail van vorig jaar. Het stijgen kostte me toen heel wat meer moeite dan vandaag. Sindsdien heb ik het klimmen en dalen actief in mijn trainingen meegenomen. Het heeft zijn vruchten afgeworpen. Wie beweerde onlangs op het Boek der Gezichten dat specifiek trainen onzin is? Die zat er mooi naast.

Regelmatig neem ik foto's van de uitzichten. Ik geniet me een ongeluk terwijl ik mijn tempo vast kan houden. Regelmatig haal ik wat lopers in. Als ik iemand zie zitten vraag ik altijd hoe het gaat. 'Are you ok?' Si, signor! Gracias! Ik daal af richting Tejeda op 28 km. De waterzak is helemaal leeg. Ik was al aan mijn extra half litertje begonnen. Bijvullen en gaan! Helaas gaat dat weer lastig. Die frontflessen zijn prio 1 zodra ik weer thuis ben.

Donderdagavond voor de race. Susan van Duijl, Jeroen Krosse, Thomas Dunkerbeck, Claudette, Wim Boydens (de Vlaming uit een eerdere alinea) en ondergetekende besluiten nog een biertje te gaan drinken. Zoekende naar een geschikt etablissement raken we steeds verder van de huurauto. Hoor ik de ene ultraloper tegen de andere zeggen: ' Nemen we straks een taxi naar de auto?' Het is erg gezellig. Toch merk ik dat bij sommigen de spanning voor de wedstrijd van zich doet spreken. We houden het bij een biertje en taaien af richting de verschillende hotels.

De afdaling naar Tejeda gaat vlot. Het parcours is redelijk technisch. Goed opletten dus. De weersverwachting voor vandaag voorspelde een 27-28 graden, veel zon en de Calima.
Dat is een woestijnwind die veel zand en stof meeneemt. Code oranje voor rennende astmapatienten dus. De zon bleef gelukkig achter de wolken. En wat hoger op de bergen danste de wind alle kanten op. Niet onaangenaam want voor enige verkoeling zorgend.
De buff die ik op mijn hoofd droeg en de zonnebril werden aangevuld met een buff om mijn neus en mond. Zo hield ik het stof buiten. Een truukje dat ik bij de Dutch Coast Ultra by Night ook al toepaste. Toen liepen we tegen windkracht 8-9 in over het strand.
Ik zag er uit als een soort Trailiban maar het doel heiligt in dit geval de middelen. De luchtwegen bleven redelijk schoon. Even schoot de Marathon des Sables door mijn hoofd. Pfff, 250 kilometer door zand. En dan hoop je dat het niet waait en toch ook weer wel. De ver-van-mijn-bed-show. Vandaag in ieder geval.

We passeren een gehucht met wat horeca. Zigeunerachtige types staan er met een paar ezeltjes waar je een ritje op kan maken. Toeristen hangen er wat rond bij de kraampjes met prullaria.
Bij een kruising is het even zoeken. De loper voor mij kiest de verkeerde richting op het moment dat ik het lintje ontwaar. Ole! Amigo! This way!
Hij bedankt me en samen lopen we het pad tussen twee restaurantjes op. Een stukje verder wederom een pracht singletrack. Ik kijk hem aan en zeg: We've got to run. Hij knikt. Ik neem de lead, hij volgt. In een heerlijk tempo dalen we samen enkele kilometers af.
Na een zware klim de top bereiken is te gek. Maar serieus, er gaat niks boven een goede downhill. Na een paar kilometer geef ik aan dat hij voor kan gaan. Zijn tempo ligt iets hoger. Geen probleem voor mij. Als hij vragend omkijkt geef ik aan dat hij kan doorlopen. In no time verdwijnt hij uit mijn blikveld. De afdaling gaat nog even door als ik het dorp ontwaar met de volgende ravito. Bijna aan het einde van de single track komt hij weer terug naar boven rennen. 'I lost my sunglasses, did you see them?' Ik geef aan dat ik niets heb gevonden. Pfoe, als hij ze echt verloren is moet dat zijn gebeurd in het stuk waarin hij achter mij liep. Anders had ik 'm ongetwijfeld gezien. En dat is al een stuk terug. Helaas voor hem. Hij loopt terug de heuvel op om ze te zoeken. Dat zal ongetwijfeld een dure zonnebril geweest zijn. Terwijl ik doorloop realiseer ik me dat hij in het dorp ook voor een habbekrats een weggooi zonnebrilletje had kunnen kopen.

Ravito, drinken, vullen, eten, foto, en door richting Roque Nueblo. Een van de highlights van dit tripje. Als ik via een stukje asfalt het dorp uitren hoor ik opeens Back in Black klinken. AC/DC!
Ik zing mee. Op het moment dat er een biker voorbijkomt met dit meesterwerk luid op de speakers en een fijn ogend vrouwspersoon achterop gaat mijn linkerhand met pink en wijsvinger gestrekt de lucht in. Vanaf de motor twee maal hetzelfde gebaar. Yes! Rock and Roll, baby!

Een mooi klimmetje en nog een stukje asfalt brengen me in een volgend gehucht. Een paar huizen en een cafe. Bar Roque Nublo. Ik ben er. Dus niet. De weg af en doorklimmend in een fijn tempo kom ik bij de post waar je de keerlus naar Roque Nublo moet maken.
Technisch stukje over vulkanisch gesteente. Goed uitkijken. Terugkerende lopers, supporters, dagjesmensen. Het valt eigenlijk allemaal wel mee.
Boven aangekomen wordt mijn startnummer gescand. Ik maak wat foto's en bedank de vrijwilligers. Die staan daar de hele dag in die woestijnwind gezandstraald te worden.
Zonder de vrijwilligers kunnen dit soort dingen niet georganiseerd worden. Claudette en ik hebben al het een en ander in onze agenda staan om er te assisteren. Echt, als je een keer niet loopt, ga helpen bij een trail, mensen!

Alsof je in een film hebt gespeeld die je alleen zelf hebt gezien. Zo voel ik me twee dagen later.
Herinneringen, emoties, ervaringen onderweg, het kost wat moeite om alles weer op een rij te krijgen. Ik probeer me een voorstelling te maken van hoe ik dit avontuur nu aan geinteresseerden uit moet leggen. Voor veel mensen is een marathon al iets geks. Vier jaar terug dacht ik er ook nog zo over. Na mijn besluit om New York 2011 te gaan lopen verklaarden velen mij voor gek.
Ik was te zwaar, te lang, te traag, te dik, het had toch geen zin want de Afrikanen zijn sneller, ik was niet goed bij mijn hoofd,... Nu, dat laatste heeft wel een kern van waarheid. Maar wat de rest betreft heb ik ze toch mooi het nakijken gegeven. Sterker nog. Door mijn verslagen heb ik een aantal mensen enthousiast kunnen maken voor de loopsport. Sommigen beweren dat ik beter schrijf dan loop. Als dat al zo zou zijn, zonder inspiratie valt er niets te schrijven.

Om bij de volgende stop te komen passeren de lopers een stuwmeer. Het pad eroverheen is op z'n Romijns geplaveid. Hardlopen kan wel maar, what's new, je moet moet goed kijken waar je je voeten zet. Aan de overzijde leidt een mooi oneffen pad omhoog. De grote platte stenen maken dat ik lekker kan doorgaan. Redelijk wat wandelaars moedigen me aan: Venga, venga! Animo!
In een jezustempo speedhike ik omhoog. De armen niet te ver uitzwaaiend, kleine passen makend ga ik de helling op. Nog een flink eind naar de top. Een jonge bergwandelaar loopt een dikke 50 meter voor me op z'n gemakje naar boven. Zodra hij het getik van mijn poles waarneemt draait hij zich om en ziet me aankomen. Schijnbaar achteloos kijkt hij weer naar voren en ik zie dat hij zijn tempo opschroeft. Ah, meneer wil een wedstrijdje. Ik voel me prima. Eens kijken wat er kan. Ik vergroot mijn passen met een paar centimeter en verhoog het ritme.
Gestaag loop ik op hem in. Het kost me geen enkele moeite om dit tempo vol te houden. Met nog een honderd meter te gaan tot de top van deze klim haal ik hem bij. Ik weet dat hij kan horen dat ik vlak achter hem loop. Opeens stopt hij met lopen en neemt demonstratief een slokje uit zijn bidon. Yeah, right!  Proost, vriend! In hetzelfde tempo bereik ik het hoogste punt van deze klim.

Garanon op ruim 38 kilometer is een meetpunt. Als je dit fris haalt kun je de rest ook. Zegt men.
Ik stuur eerst een sms naar Claudette. Zij liep de Maraton Trail (45km/1,6 km D+). We hadden de afspraak om elkaar op de hoogte te houden van onze progressie. Van haar wist ik al dat ze  de eerste ravito voorbij was.

Ik neem even de tijd voor mezelf. Ik verzorg mijn voeten. Mmmm, nieuwe blarenpleisters, wat een verwennerij! Schone sokken, schone schoenen, schoon shirt.
De zakken met wit poeder liggen her en der over de tafels. Ik heb mijn eigen stash en vul mijn drinkzak maar weer eens. Twee borden pasta smaken alsof Jonnie Boer himself in de keuken heeft gestaan. Maar dan Rotterdamse  porties. Een stuk banaan, snoep en cola. Ja, hoor ’s, als we op iedere trail zo goed worden verzorgd val ik natuurlijk nooit af. Ik eet mijn buikje rond terwijl om mij heen 125 km lopers liggen te rusten, zitten te eten of met holle ogen in het nergens zitten te staren.

Voordat ik de toko verlaat bedank ik de vrijwilligers, graai nog een handje wijngums mee en wandel het kamp uit. Eenmaal  buiten maak ik weer wat tempo. Door een prachtig bos, een weg over, een camping langs tot aan een zeer stijle en lange klim. Stevige ondergrond gelukkig. Ok, kleine passen, strak tempo, niet lullen maar poetsen! Hier heb ik op geoefend, hier kom ik voor.
De stop in Garanon heeft me goed gedaan. En ik voelde me al zo goed. Wat een wereldleven heb ik toch. Opeens sta ik boven. Het hoogste punt, Pico des Las  Nieves, (ruim 1900 mtr) van deze trail voert ons langs wat meen ik een weerstation is. Klein stukje asfalt en dan een hele lange downhill. Eens kijken hoe de bovenbenen zich houden.

Het vulkanisch gesteente lijkt regelmatig op een dikke kokende soep die gestolt is. Daardoor is het best technisch lopen daar. Eenmaal onder de boomgrens worden de paden weer wat toegankelijker. De wind heeft hier vrij spel en ik houd de buff over mijn neus en mond. Het pad gaat weer over in een soort van plavuizen vloer. Mooie grote platte stenen. Het loopt heerlijk. In een flauwe helling dalend verhoogde ik mijn tempo weer. Ik passeer een 125 km loper, herkenbaar aan het blauwe startnummer. Hij maant me rustig aan te doen en gebaard naar zijn bovenbenen. I know, I know, zeg ik en neem wat gas terug. Voor hem zal het zwaarder zijn dan voor mij. Ik loop 'maar' 85 km. Als ik speedhikend de volgende bocht om ben geef ik weer gas.

Je begint met hardlopen. Je eerste vijf km, je eerste 10 km, dat gaat zo door tot voor sommigen de eerste marathon. Voor een aantal daarvan begint het dan pas. Voor weer een aantal daarvan is de verharde ondergrond niet leuk of interessant genoeg. Zij zoeken het, laten we zeggen, buiten de bebouwde kom. Een eufemisme voor de vrije natuur, de Ardense heuvels, de schoonheid van de Veluwe of Limburg, de bergen van Frankrijk, Zwitserland of Italie. Nepal zelfs. Het afgelopen jaar ben ik in mijn eigen tempo doorgeschoven naar die laatste groep.
Niet als enige overigens. Steeds meer hardlopers raken van het pad af. Terwijl anderen zweren bij asfalt. De een probeert zo snel mogelijk zijn 100 km asfalt weg te tikken en heeft geen boodschap aan een ieder die langzamer rent. Snelheid voor alles! Een ander rent in een veel lager tempo 100 mijl of meer door de bergen en ziet de wereld zoals die ooit was. Genieten is hier het sleutelwoord. Weer anderen rennen wekelijks hun rondje van 10 kilometer. Gewoon lekker een stukkie rennen zonder rompslomp. Niks mis mee. Ieder zijn dingetje.

Mijn dingetje vandaag is een afdaling langs een eeuwenoud pad van kinderkopjes. Kilometers ver dalen langs rotswanden met ver onder ons het dorp Tunte. Een nieuw woord voor het Groot Woordenboek der Nederlandsche Bergloopers schoot door mijn hoofd: trailtapdansen.
Bij de ultraclinic van vorig jaar liet Thomas Dunkerbeck zien hoe je snel kan afdalen over een technisch parcours. 'Kleine passen, taktaktaktaktaktak!' En daar gingen we weer,  buiten adem een van die hellingen af bij de N70. Wat ik daar heb geleerd die dag heb ik sindsdien vaak toegepast. Hier vertaalde ik dat met het dansen van steen naar steen. Als je dat vaak kan oefenen kun je heel snel afdalen op zo'n antiek pad. Trailtapdansen dus.

Achter me hoor ik een loper naderen. Ik geef richting aan, houd rechts en hij passeert me links.
Het is een Spanjaard zie ik op zijn startnummer. Van Team Salomon Spanje. Man, wat is dat team groot. Bijna alle Spanjaarden lopen in zo'n outfit. ( Van wie kwam de term 'vachtje' eigenlijk?)
Wat kunnen die lui snel dalen! Ik haak aan en kijk goed hoe hij het doet. En concludeer dat het eigenlijk is wat Thomas me geleerd heeft. Mooi, perfectioneren! Hij versneld nog wat en ik doe dapper mee. Bijna beneden neemt hij gas terug. Ik dans hem voorbij en arriveer voor hem bij de verzorging in Tunte op 51 km.

Na Tunte volgt een redelijk makkelijke klim. Niet stijl, goed begaanbaar ondanks de rotspaden. Daarin zijn we weer bij het begin van dit verhaal. Nadat Carlos mij heeft gelost valt de avond. Ik doe mijn koplamp op en kijk eens achter me. Een paar honderd meter hoger zie ik met tussenpozen rode en witte lampjes als vuurvliegjes naar beneden zigzaggen. Op mijn gemak ren ik door over de lange, brede rotspaden. Een stukje klimmen nog, gevolgd door een steeds lastiger wordende afdaling. Los gesteente, zeer stijl. En het stof, pfff. Ik ben blij met mijn goede spullen. De poles zijn nodig hier. Soms moet je flinke stappen omlaag maken. Op een gegeven moment haal ik een loopster in van de 125 km. Zij loopt zonder stokken. Haar koplamp geeft een hoeveelheid licht vergelijkbaar met die van een lucifer. Stapje voor stapje baant ze zich een weg naar beneden. De een na de ander loopt haar voorbij. ‘Are you ok?’ vraag ik. ‘No, I’m afraid. I can’t see anything.’
Ik stel voor dat ze achter me blijft en in mijn lichtbundel naar beneden loopt. Dat lukt maar even. Nou ja, ze staat al 24 uur op haar benen. Maar zonder stokken en met een waardeloos lampje zo een race doen, ik kan niet geloven hoe naïef sommigen kunnen zijn. Het kan hier levensgevaarlijk zijn. Ik stel haar voor dat ze haar koplamp in de hand houdt. Zo kan ze haar weg iets beter verlichten.
Dat is een goed idee. Bedankt! Thank you!

Ik loop door. Mijn gsm geeft een sms-toontje en ik weet dat Claudette is gefinisht. Onzin om nu te gaan kijken wat ze me bericht. Ik ben even met andere zaken bezig. Zo vlot en voorzichtig
als ik kan daal ik verder af. De Highway to Hell, ik heb hem gevonden, hoor. Die ligt op Gran Canaria. Vlakbij Arteara! Weer een stuk verder zie ik een drietal Spanjaarden een man voorbij lopen die verdwaasd op een steen zit. Bloed druipt van zijn linkerhand.
Daar gaan we weer. ‘Are you ok, mister?’ ‘Aai tink Aai brook maai pink…’  'Ok, ik kom ook uit Nederland. Laten we Nederlands praten.’
Ik kijk naar zijn hand en constateer een open breuk aan zijn linkerpink. Het bloed behoorlijk. Hij moet overgeven. Waarschijnlijk van de shock. Ik probeer hem gerust te stellen. Als EHBO-er kan ik niets doen. Ik stel voor om de pink af te tapen maar dat lijkt hem geen goed idee. Om de organisatie te bellen lijkt mij geen goed idee, die komen voor een gebroken pink echt niet die berg op. Na zo’n 15 minuten samen zitten vraag ik of hij in staat is zelf naar beneden te lopen. Het duurt nog even. Maar als ik hem voorstel om vlak achter mij aan te lopen, pakt hij zijn stokken en begint voorzichtig te lopen. ‘Als je je niet goed voelt, geef even een gil, dan rusten we even’. Over koetjes en kalfjes babbelend om hem van de pijn af te leiden vervolg ik het pad. Hij strompelt dapper achter me aan.
Als ik na een 5 minuten lopen een babbel begin over de Zeeuwse Kust marathon krijg ik geen antwoord. Ik kijk om en zie dat een Spanjaard hem heeft ingehaald en tussen ons in liep. Ik roep zijn naam naar boven en krijg gelukkig antwoord. Hij geeft aan dat ik kan doorlopen. Als ik beneden ben zal ik de Eerste Hulp op je spoor zetten, beloof ik.
Gelukkig is het einde van de afdaling niet zo heel ver meer. En laat daar nu net een goed bemande EHBO post staan. Compleet met ambulance. Ik informeer de luitjes in het Engels over het voorval op de berg. Ik geef naam en startnummer van de pechvogel, de aard van de verwondingen en de staat van het slachtoffer (komt zo uit een boekje, niet?) en dat ik hem binnen 10-20 minuten beneden verwacht. Anders moeten ze hem tegemoet gaan. 'Wait, wait, mister!’ Uit de ambulance stapt een vierde verpleegkundige. ‘He speaks English’.
Na het hele verhaal nog eens te hebben verteld weet ik dat dit het beste was dat ik kon doen.
Een paar honderd meter verder is de ravito van Arteara. Het publiek is er fantastisch. Zoals tijdens de hele race overigens. En ze hebben er verse piza!

Referentiekaders veranderen als je je grenzen gaat verleggen. Met een aangenaam gezelschap ultralopers bespreken we dit en andere zaken daags na de race onder het genot van piza en bier.
In dit weekend vindt ook de CPC loop plaats in Den Haag. Een paar jaar geleden heb ik hier ook gelopen. Veel bekenden zullen er weer starten. Ik hoop dat ze er een mooi PR zullen lopen.  
Na ons avontuur van gisteren moet ik er echter niet aan denken om samen met vele duizenden mensen op 21 kilometer asfalt te rennen. Het is zo een andere wereld als die waarop ik me nu bevind. Goed, de basisbeweging is hetzelfde. Maar daar houdt de vergelijking voor mij wel op.

Nog 20 kilometer en een verzorgingspost te gaan. De ergste klimmetjes heb ik gehad. Op de kaart staat dat het hoofdzakelijk plat is tot de finish. Ik herinner me het race report van TD van 2014 waarin hij het had over een onaangekondigde klim. [Spoiler alert] Die kwam er. En nee, die stond niet op de kaart. Erna viel het allemaal wel mee. Brede rotspaden, nog steeds goed uitkijken dus, maar ik kon lekker blijven rennen. Af en toe wat speedmarsen maar het zat er bijna op. Nog een paar uur. Wat een dag was dit. Maanden leef je naar zo’n evenement toe. Je probeert overal aan te denken, trainen hier en trainen daar. Trainen waar? Op de skiberg, natuurlijk! En voor je het weet loop je de laatste ravito binnen.

Ik vul mijn drinkzak voor de laatste keer met die mierzoete sportdrank. Vier stukken sinaasappel, een stuk banaan en god, oh god, oh god, wat zijn we weer gezond bezig vandaag. Alleen maar fruit.
Nog 9 kilometer en iets meer dan een uur om onder de 17 uur te blijven. Moet lukken op zo’n vlak stuk. Het eerste stuk van het laatste stuk gaat over een zandweg. Precies als ik daar loop rijden er auto’s voor me, naast me en achter me. Het zand stoft als een gek. Met mijn ninja-look houd ik het zand weer buiten terwijl andere lopers luidkeels tekeer gaan tegen de automobilisten. Verspilde moeite als je het mij vraagt. Doe je buff om en doorlopen!

De droge rivierbedding is een paar kilometer lang. Het tempo ligt hoog genoeg om niet te snelwandelen. Er zitten nog wat supporters bij de bruggen. ‘Animo, animo!’ Onder een van de bruggen stop ik even om mijn windjack en mijn stokken op te bergen. Die zijn niet meer nodig. Eerder dan ik verwacht wordt ik de de weg weer opgeleid. Vanaf hier ken ik het wel. Ons verblijf is aan de andere kant van het hek. Eenmaal op de weg blijf ik rennen. Als ik de bocht om draai naar de boulevard zie ik dat die grapjassen ons nog even over het strand willen laten lopen. Ik kan er eigenlijk alleen maar om lachen en verklein mijn passen iets terwijl ik blijf rennen. Voorbij de vuurtoren is nog volk op straat. Er wordt geapplaudiseerd en geroepen. De klok boven een van de winkels geeft aan dat ik die 17 uur makkelijk ga halen. Doorlopen!
Ik steek de kruising over naar de Expo en ren via ‘het rode lijntje’ (inside joke) naar de finish area. Op de tribune zitten genoeg mensen. Ik zie Claudette ook. Ze heeft het bijzonder naar haar zin zo te zien. Voor de camera’s van Gran Canaria TV pers ik er nog een soort van eindsprint uit voordat ik het podium opren onder de finishboog door.

Mission completed.

Drie dagen later. De dag van ons vertrek van Gran Canaria ontmoet ik in de ontbijtzaal de  Italiaanse loper uit de categorie Veteranen die ook de Advanced had uitgelopen. We hadden elkaar al een paar keer gesproken voor, tijdens en na de race. Hij zat vandaag aan het ontbijt gekleed in zijn looptenue. Desgevraagd gaf hij aan dat hij vandaag de afdaling bij Arteara nog eens ging bezoeken. Zijn vrouw kon dan wat foto’s nemen. Dat was hem tijdens de afdaling in het donker niet gelukt. Ik moest hier wel om lachen. Zou dat Italiaanse ijdelheid zijn?

Nadat ik de medaille heb gekregen ga ik naar de EHBO om mijn voeten even te laten bekijken. Blaren worden behandeld maar de schade valt eigenlijk wel mee. Over een week of wat zal ik weer eens wat gaan ‘joggen’. Ernaast wordt gemasseerd en ik kan gelijk terecht. Super! En nu eten! Pasta met pasta en pasta na. Heerlijk!

De organisatie van dit evenement is zeer strak. Aan werkelijk alles is gedacht. De vrijwilligers zijn zo mogelijk nog enthousiaster dan het publiek. Ik hoorde iemand klagen over ‘teveel’ ravito’s. Dat kun je vinden. Maar je hoeft er natuurlijk geen gebruik van te maken. Beetje hetzelfde als klagen dat een 2 liter waterzak te groot is. De afstanden en limieten zijn zo gekozen dat er voor een breed publiek mogelijkheden zijn. Vroeg of laat zal een deel van de oude garde der ultratrailers weer gaan lopen morren dat het hier net zo druk wordt als op bv de UTMB. Maar die moeten niet zo moeilijk doen. Zij zijn het die mij en anderen inspireren tot het lopen van dit soort trails.

Trans Gran Canaria? Ik zeg: DOEN!


Viewing all articles
Browse latest Browse all 431